NLO Fortify nr. 5 2017
Deel deze editie
Home
Top
nr. 5 | jaargang 4 | winter 2017

Brede handhaving van octrooirecht in Europa met een enkele procedure in Nederland

EU-richtlijn inzake de handhaving van IE-rechten biedt efficiënte en kostenbesparende kansen

Auteurs: Mari Korsten en Barend Bouma, NLO
Ruud van der Velden en Bert Oosting, Hogan Lovells

Dankzij de voordelen van het internet, sociale media en reclame in de mondiale economie zijn consumenten overal ter wereld bekend met producten, ongeacht waar die worden geproduceerd. Talloze producten worden wereldwijd verhandeld. Daarom produceren ondernemingen goederen niet langer alleen nog voor de thuismarkt; ze onderkennen steeds vaker welke kansen globalisering biedt.

Wereldkaart illustratie

Goederen worden bijvoorbeeld met containerschepen over de wereld vervoerd. Grote, centraal gelegen luchthavens en strategisch gesitueerde havens fungeren als belangrijke internationale knooppunten voor inkomende vrachtschepen en vrachtvliegtuigen. Op die knooppunten wordt de vracht verladen en herverdeeld voor vervoer naar eindbestemmingen over de hele wereld. Dergelijke scheep- en luchtvaartknooppunten zijn tevens centrale toegangspoorten voor goederen naar regionale markten. Goederen worden op het knooppunt afgeladen en lokaal of regionaal vervoerd met behulp van bijvoorbeeld vrachtwagens, het spoor of over binnenlandse waterwegen.

Oneerlijke handelsactiviteiten in het kielzog van succesvolle internationale ondernemingen

Niet alleen voor internationale ondernemingen zijn de voordelen van de gemondialiseerde consumentenmarkt bekend. Helaas worden de voordelen van globalisering ook onderkend door partijen die zich bezighouden met zaken als namaakproducten en handel in op octrooien inbreuk-makende producten.

Een IE-strategie is een onontbeerlijk onderdeel van een succesvolle bedrijfsstrategie

Om de dreiging van oneerlijke handel te beperken is een internationale IE strategie vereist. Om belangrijke buitenlandse markten te beschermen zijn octrooirechten veelal essentieel.

In Europa dienen in de regel octrooien aangevraagd te worden voor economisch belangrijke markten als Duitsland, Frankrijk en Nederland. Vaak kiezen (buitenlandse) onder nemingen voor een Europees bundeloctrooi. Een Europees octrooi kan direct worden aangevraagd of tijdens de nationale of regionale fase van een internationale aanvraag krachtens het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT). In diverse Europese landen kan een nationale aanvraag worden gedaan op basis van een PCT-aanvraag, terwijl die nationale PCT-route in sommige landen – waaronder Frankrijk, België en Nederland – niet mogelijk is. Momenteel wordt in Nederland echter bekeken of de directe indiening van een aanvraag in Nederland via de PCT-route weer geopend dient te worden. Uiteraard kunnen in alle genoemde landen binnen het prioriteitsjaar op basis van het Verdrag van Parijs ook, of als alternatief, nationale octrooien worden aangevraagd.

Na verlening wordt een Europees bundeloctrooi een nationaal octrooi in bijvoorbeeld de EU-lidstaten waarvoor de octrooihouder een aanvraag heeft ingediend. Zoals hieronder uiteengezet, wordt in veel gevallen aanbevolen om Nederland te kiezen om een Europees bundeloctrooi te valideren, naast validatie in grote markten als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Polen, Italië, Spanje of Frankrijk. Nederland is voor veel producten een belangrijke toegangspoort voor geheel Europa. Op basis van dit gegeven kan een Nederlands octrooi een onderneming een relatief eenvoudige manier bieden om te voorkomen dat inbreukmakende producten op de Europese markt komen. Daarnaast kan merkbescherming in Nederland net zo belangrijk zijn.

Verzoeken om in bewaring nemen en beslaglegging door douane

De mogelijkheid om de douane te verzoeken goederen in bewaring te nemen op basis van octrooi- of merkrechten is een waardevol instrument. Voor landen van de Europese Unie zijn douanebeslagleggingen mogelijk dankzij de Richtlijn inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane met nr.° 608/2013.

De haven van Rotterdam in Nederland is de grootste zeehaven in de Europese Unie voor de binnenkomst van goederen. Zo bedroeg in 2014 de goederendoorvoer per containers 126 miljoen metrieke ton. Daarnaast is Amsterdam Airport Schiphol één van de grootste vrachtknooppunten in Europa. Dat biedt de mogelijkheid van een centraal startpunt voor handhaving van uw octrooi- of merkrechten in Europa via een enkele procedure in Nederland. Inbreukmakende goederen direct al onderscheppen op het Nederlandse knooppunt in Amsterdam (luchtvracht) of Rotterdam (containers) op het moment dat ze de EU binnenkomen, kan doeltreffend voorkomen dat die goederen andere lidstaten van de Europese Unie bereiken.

De Nederlandse Douane staat bekend om zijn bereidheid ondernemingen te helpen hun commerciële posities in de Europese Unie te beschermen en ondersteunt de handhaving van octrooirechten in Nederland en binnen Europa op proactieve wijze. De Douane kan pas actie ondernemen als de onderneming een afdwingbaar IE-recht (bijvoorbeeld een octrooi of merkrecht) in Nederland heeft en een verzoek indient bij de Douane voor douaneoptreden. Met dit verzoek wordt de Douane verzocht op te treden als er vermoeden bestaat dat er een IE-recht wordt geschonden bij de invoer van bepaalde goederen in Nederland. De Douane kan ambtshalve optreden. Echter, bijvoorbeeld in 2014 was 98,3% van de handhavende optredens door de Douane op verzoek van houders van een IE recht. Hoewel de Douane niet alle vracht kan controleren, wordt met rechthebbenden en hun advocaten samengewerkt om de kans op succesvolle handhaving van een IE recht te vergroten. Zodra inbreukmakende goederen bij de Nederlandse grens worden vastgehouden, kan de verdere distributie binnen Europa voorkomen worden. Het douaneoptreden moet hiertoe worden opgevolgd met een bodemprocedure. Als inbreukmakende goederen niet worden tegengehouden door de Nederlandse Douane, kunnen deze binnen Europa worden gedistribueerd. Om dan toch alsnog effectief een IE recht te handhaven dient de rechthebbende gerechtelijke procedures te starten in de verschillende Europese landen waarnaar het product vervoerd is, wat tijdrovend kan zijn en hoge kosten met zich mee kan brengen. De douaneoptredens in Nederland kunnen dus doeltreffend zijn en tegelijkertijd tijd en kosten besparen.

De haven van Rotterdam en Amsterdam Airport Schiphol zijn veruit de grootste vrachtknooppunten in Nederland. Daarnaast komen goederen Nederland binnen via één van de kleinere luchthavens of zeehavens. Als een onderneming octrooirechten in Nederland heeft, kan de Nederlandse Douane hier eveneens optreden, indien een verzoek daartoe is gedaan. Andere vrachtluchthavens in Nederland zijn Maastricht Aachen Airport, Eindhoven Airport en Rotterdam The Hague Airport. Naast de haven van Rotterdam zijn er kleinere zeehavens in Nederland in o.a. Delfzijl, Eemshaven, Harlingen, Den Helder, Amsterdam en Scheveningen.

Natuurlijk zijn er vergelijkbare douaneoptredens mogelijk in België, maar daartoe dient een apart verzoek te worden ingediend. De haven van Antwerpen is de tweede Europese haven wat betreft de afhandeling van import van containervrachten.

Unitair octrooi opent eenvoudigere weg om de Douane te verzoeken om op te treden

Het lijkt dat, na decennia van discussie, het Europees octrooi met eenheidswerking (‘Unitair octrooi’; ‘UP’) met ingang van 2017 van kracht zou kunnen worden. Met een Unitair octrooi heeft de octrooihouder een afdwingbaar octrooirecht in maximaal 24 lidstaten van de Europese Unie. In principe maakt dat een eenvoudiger octrooistrategie mogelijk met betrekking tot de grootste economieën van Europa. Met het Unitair octrooi heeft de octrooihouder automatisch een octrooirecht in onder andere Duitsland, België, Frankrijk en Nederland. Daarmee wordt de octrooihandhaving binnen de Europese Unie eenvoudig, ook wat douaneoptredens betreft.

Inbeslagneming en afgifte van inbreukmakende goederen

Een andere mogelijkheid die een octrooi- of merkrechthouder in Nederland heeft, is een verzoek indienen voor de inbeslagneming en afgifte van inbreukmakende goederen bij de voorzieningenrechter van de bevoegde rechtbank. Een dergelijk verzoek wordt doorgaans ex parte afgehandeld (dat wil zeggen: zonder dat de vermeende inbreukmaker wordt gehoord). Een inbeslagneming of de afgifte van inbreukmakende goederen wordt uitgevoerd of afgedwongen door een gerechtsdeurwaarder en vindt plaats op het terrein van de inbreukmaker of een andere locatie waar de inbreukmakende goederen zich kunnen bevinden, zoals een magazijn. Een inbeslagneming of een afgifte van inbreuk-makende goederen moet worden opgevolgd door een bodemprocedure.

Bewijsbeslag

In Nederland kunnen houders van een IE recht bewijsbeslag laten leggen bij een vermoedelijke inbreukmaker of bij een derde om bewijs veilig te stellen in verband met de vermeende inbreuk. Bewijsbeslagen worden uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder, gewoonlijk vergezeld door een onafhankelijke octrooigemachtigde en IT-deskundigen. In beslag genomen bewijs wordt in bewaring gehouden; toegang ertoe kan worden gevorderd in de aansluitende procedure. Bewijsbeslagen kunnen zelfs op buitenlandse octrooien zijn gebaseerd (zoals buitenlandse onderdelen van een Europees octrooi) om bewijs te verkrijgen voor inbreuk in andere landen.

Beschikbaarheid van grensoverschrijdend verbod in Nederland

Het rechtssysteem in Nederland biedt ook het voordeel van de mogelijkheid van grensoverschrijdende maatregelen in kort geding wat betreft octrooi-inbreuken. De voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank is bevoegd om grensoverschrijdende voorlopige voorzieningen te treffen (dat wil zeggen: voorlopige voorzieningen die ook andere landen dan Nederland betreffen) tegen gedaagden die in Nederland gevestigd zijn (Hof van Justitie van de Europese Unie 12 juli 2012, C-616/10, ECLI:EU:C:2012:445, (Solvay/Honeywell)). Daaronder vallen niet alleen ondernemingen met hoofdkantoren in Nederland, maar ook lokale Nederlandse entiteiten van internationale ondernemingen. De voorzieningenrechter kan ook verlof verlenen voor grensoverschrijdende voorzieningen tegen buitenlandse entiteiten, vooropgesteld dat er ook een Nederlandse inbreukmaker bij betrokken is en het om inbreuk gaat van (nationale onderdelen van) hetzelfde Europese octrooi in meerdere lidstaten met hetzelfde inbreukmakende product (Gerechtshof Den Haag 24 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3923 (Rhodia/Jiaxing)). De voorzieningenrechter mag niet alleen grensoverschrijdende voorzieningen treffen op basis van Europees octrooien, maar ook op basis van niet-Europese octrooien, zoals Amerikaanse of Japanse octrooien (Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 7 december 2012, IEF 12106 (Delaval/Boumatic)).

Conclusie

Het Nederlandse rechtssysteem biedt octrooi- en merkrechthouders verschillende doeltreffende en kostenbesparende mogelijkheden om op te treden tegen inbreukmakende activiteiten door derden, zoals douaneoptredens, inbeslagneming en grensoverschrijdende voorlopige voorzieningen. Die maatregelen geven ondernemingen zeer waardevolle instrumenten in handen om hun intellectueel eigendom effectief te beschermen in Europa. Daarom is het raadzaam voor internationaal actieve ondernemingen om octrooi- en merkrechten in Nederland vast te leggen om deze mogelijkheden volledig te kunnen benutten.

NLO Champagne illustratie

Beschermen van bekende merken in de Europese Unie

Auteur: Daan Wijnnobel

Het grondbeginsel in de meeste landen van continentaal Europa is dat merkbescherming wordt verkregen door registratie. Het Unieverdrag van Parijs tot bescherming van industriële eigendom biedt bescherming voor niet-ingeschreven merken, zelfs als deze niet worden gebruikt in bepaalde grondgebieden, vooropgesteld dat ze algemeen bekend zijn. Deze bescherming wordt zelden ingeroepen in de Europese Unie. Misschien omdat landen van het Europese vasteland niet bekend zijn met het concept van het toekennen van bescherming zonder registratie, met name voor ongebruikte merken.

De website van het Benelux-Bureau voor Intellectuele Eigendom (BBIE) vermeldt bijvoorbeeld dat het weliswaar mogelijk is een oppositie te baseren op een algemeen bekend merk, maar dat die merken zeer zelden voor komen. Het recht moet ‘zeer bekend zijn’; eenvoudige bekendheid volstaat niet. Daarom lijkt de bescherming van een algemeen bekend merk niet toereikend te zijn in continentaal Europa, waar het ondenkbaar is dat een algemeen bekend merk niet geregistreerd zou zijn in de Europese Unie.

Dit artikel analyseert de mogelijkheden om bescherming van een algemeen bekend merk in te roepen in administratieve procedures en de voordelen daarvan onder specifieke omstandigheden.

Wettelijk kader

Het principe van algemeen bekende merken is gebaseerd op Artikel 6bis van het Unieverdrag van Parijs, dat verlangt dat verdragsstaten ‘de inschrijving [te] weigeren of nietig [te] verklaren en het gebruik [te] verbieden van een fabrieks- of handelsmerk, dat de reproductie, nabootsing of vertaling vormt, welke verwarring kunnen wekken, van een merk, dat naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van het land van inschrijving of van gebruik, aldaar algemeen bekend is als zijnde reeds het merk van iemand, gerechtigd tot het genieten van de voordelen van [het Unieverdrag van Parijs], en gebruikt voor gelijke of soortgelijke waren.’

EU Richtlijn (EU) 2015/2436/EC en de EU Gemeenschapsmerkverordening (207/2009) erkennen algemeen bekende merken als relatieve weigeringsgronden – namelijk, als gronden voor oppositie. Daarom staan Artikel 8(2)(c) van de Europese Gemeenschapsmerkverordening en Artikel 5(2)(d) van de Europese Richtlijn 2015/2436/EC oppositie toe op grond van merken die ‘in een lidstaat algemeen bekend zijn in de zin van Artikel 6bis van het Unieverdrag van Parijs’. Die artikelen bieden de mogelijkheid om oppositie in te stellen tegen een merkaanvraag in de Europese Unie op basis van een algemeen bekend merk. De voorwaarden waaronder de status ‘algemeen bekend merk’ wordt erkend, blijven echter onduidelijk.

Er zijn officiële richtlijnen opgesteld voor de beoordeling van de status ‘algemeen bekend merk’, op basis waarvan een merk kan worden beschouwd als ‘algemeen bekend’ als het algemeen bekend is onder het relevante publiek, gegeven de omstandigheden van het geval. Interessant is dat dezelfde aanbeveling van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) stelt dat als een merk algemeen bekend is bij minstens één relevant deel van het publiek in een lidstaat, het door de lidstaat ‘zal’ worden beschouwd als algemeen bekend merk. Voorts stelt het dat als een merk bekend is bij minstens één relevant deel van het publiek in een lidstaat, het door de lidstaat ‘kan’ worden beschouwd als algemeen bekend merk.

De wetgeving laat het over aan de bevoegde autoriteit om de kwestie van de status ‘algemeen bekend’ te bepalen, wat ruimte voor brede interpretatie laat.

Criteria om de status ‘algemeen bekend’ te verkrijgen

Zoals reeds aangegeven, bestaan er geen specifieke wettelijke criteria om een merk als algemeen bekend te erkennen. Elk merkbureau of elke rechtbank kan naar eigen inzicht beslissen of een merk als algemeen bekend wordt beschouwd binnen een bepaald grondgebied. Zoals hiervoor reeds aangegeven is het BBIE over het algemeen terughoudend om een merk als algemeen bekend te erkennen. Het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) heeft zich liberaler bewezen in dit opzicht door als volgt te besluiten:

Blijkbaar heeft het EUIPO het standpunt ingenomen dat de term ‘algemeen bekend’ kan worden beschouwd als equivalent aan de bescherming geboden aan merken ‘met bekendheid’, naar de Chevy-uitspraak van het Europees Hof van Justitie (HvJ). In Chevy stelde het HvJ dat ‘de vereiste mate van bekendheid kan worden geacht te zijn bereikt wanneer het gemeenschapsmerk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de onder dat merk aangeboden waren of diensten bestemd zijn’; terwijl ‘het publiek waarbij het oudere merk bekendheid moet hebben verworven, het publiek is waarop dat merk is gericht, dat wil zeggen – naar gelang van de aangeboden waar of dienst – het grote publiek dan wel een meer specifiek publiek, bijvoorbeeld een bepaalde beroepsgroep’.

Tot slot oordeelde het HvJ dat het in de Benelux volstaat als het geregistreerde merk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek in een aanmerkelijk deel van het grondgebied (wat een deel van de landen kan zijn waaruit het grondgebied bestaat). Om dus bescherming in te roepen van een niet-ingeschreven en ongebruikt merk in oppositieprocedures in de Europese Unie moet voldaan zijn aan de criteria met betrekking tot merken met bekendheid in een specifiek grondgebied.

Algemeen bekende merken

Gegeven de klaarblijkelijk ruime interpretatie van het EUIPO wat als algemeen bekend merk kan worden beschouwd, is het interessant te bekijken welke merken als zodanig daadwerkelijk zijn erkend door het EUIPO.

Yellow Label

Yellow Label is een merk champagne dat door Veuve Clicquot Ponsardin wordt gemaakt en dat een geel etiket heeft. Op basis van dat etiket heeft Veuve Clicquot Ponsardin een aantal succesvolle procedures gevoerd tegen andere partijen die dezelfde kleur gebruikten voor hun etiketten, of dat nu champagne, bier of Italiaanse mousserende wijn was. Ondanks de vraag of het woordmerk YELLOW LABEL onderscheidend was in relatie tot de champagne met een algemeen bekend geel etiket, bezaten Veuve Clicquot Ponsardin en zijn gelieerde ondernemingen geen registratie van het woordmerk YELLOW LABEL voor champagne.

Nadat Veuve Clicquot Ponsardin had geconstateerd dat een derde, J E Borie SA, een aanvraag voor het woordmerk THE YELLOW LABEL had ingediend voor de Europese Unie, diende het een bezwaar tegen de aanvraag in op grond van het vermeend algemeen bekende woordmerk YELLOW LABEL in het Verenigd Koninkrijk, eigendom van Moët Hennessy Champagne Services (MHCS), de moedermaatschappij Veuve Clicquot Ponsardin.

Ter onderbouwing van de status ‘algemeen bekend’ van het merk diende MHCS verschillende getuigenverklaringen in van personen binnen de MCHS-organisatie en anderszins actief in de champagne-industrie. MCHS overlegde tevens:

  • marketing- en promotionele activiteiten;
  • bewijs dat het publiek Veuve Clicquot en de bijbehorende gele kleur herkent; en
  • verschillende publicaties en verklaringen die bewezen dat de bedoelde champagne in de handel gewoonlijk ‘Yellow Label’ wordt genoemd.

Het EUIPO kende de status ‘algemeen bekend’ toe aan het YELLOW LABEL-merk in het Verenigd Koninkrijk, en stond vervolgens de oppositie toe.

Predator

Predator is een merk van hoogwaardige, miljoenen ponden kostende luxeschepen gebouwd door Sunseeker International Limited. Nadat Predator-jachten in twee James Bond-films hadden gefigureerd kreeg het merk brede media-aandacht. Op grond van de status ‘algemeen bekend’ van het merk PREDATOR verkreeg Sunseeker vernietiging van de EU-registratie PREDATOR voor bagagerekken voor voertuigen, voertuigcarrosserieën, autostoelen en speedboten.

Om de status ‘algemeen bekend’ van het PREDATOR-merk te onderbouwen overlegde Sunseeker:

  • een getuigenverklaring van zijn algemeen directeur;
  • een bericht van een Queen’s Award for Enterprise vanwege uitmuntende prestaties door Britse ondernemingen in 2000;
  • verwijzingen in publicaties; en
  • bewijs van aanwezigheid op verschillende vakbeurzen.

Het EUIPO kende de status ‘algemeen bekend’ toe aan het PREDATOR-merk, overwegend dat ‘het betreffende publiek nogal beperkt is en, om het algemeen bekende karakter van het merk te bewijzen, het niet nodig is om de herkenning van het merk bij het algemene publiek te bewijzen; het volstaat veeleer om dat te bewijzen in relatie tot de doelgroep’.

Kickers

In deze zaak riep opponent Societa’ Italiana Calzature SrL Italiaanse nationale merkregistratie KICKERS in tegen het Europese deel van een internationale registratie. Interessant is dat de oppositie alleen de nationale registratie inriep als gevolg van een procedurele vergissing (het liet na ‘het relevante vakje aan te kruisen in het oppositiebezwaarschrift en had niet aangegeven in welke lidstaat het vroegere merk was geregistreerd’).

De opponent overlegde:

  • artikelen waaruit bleek dat Kickers een Formule 1-team sponsorde en dat het logo te zien was op het pak en de helm van een Formule 1-coureur;
  • reclame op televisiekanalen, waaronder Cartoon Network; en
  • een marktonderzoek dat teruggaat tot 1996, waaruit blijkt dat Kickers het vierde merk op de Italiaanse markt was voor kinderschoenen.

Het EUIPO erkende het KICKERS-merk als algemeen bekend in verband met kinderschoenen. Het erkende dat het marktonderzoek nogal oud was en kon het algemeen bekende karakter van het merk na die datum niet onafhankelijk vaststellen. Samen met het overige bewijs accepteerde het EUIPO echter dat de opponent het algemeen bekende karakter van het merk in de jaren vóór de indiening van de bestreden aanvraag kon handhaven.

Klaarblijkelijk is het mogelijk om de status ‘algemeen bekend merk’ te verkrijgen in administratieve procedures bij het EUIPO als de bekendheid van een merk bewezen kan worden in een specifieke lidstaat of specifiek grondgebied. De status ‘algemeen bekend’ kan zelfs worden verkregen indien:

  • het merk niet feitelijk wordt gebruikt als een merk, maar er alleen naar wordt verwezen in de markt (zoals bij YELLOW LABEL);
  • slecht een beperkt – maar specifiek – deel van het publiek bekend is met het merk (zoals bij PREDATOR); of
  • de wederpartij vergeet een vakje aan te vinken in een oppositieprocedure (zoals bij KICKERS).

Voordeel van bescherming krijgen voor bekende merken

Artikel 6bis van het Verdrag van Parijs kan waardevolle ammunitie bieden in administratieve en gerechtelijke procedures. Als bijvoorbeeld merken worden ingeroepen met een hoog beschrijvend karakter of die mogelijk niet werkelijk zijn gebruikt, is een beroep op Artikel 6bis van het Verdrag van Parijs als subsidiair middel essentieel. Zelfs als de andere partij het ingeroepen geregistreerde merk nietig verklaart of als het gebruiksbewijs onvoldoende wordt geacht in termen van goederen of diensten waarop men zich beroept, en vooropgesteld dat de bekendheid of de status ‘algemeen bekend’ van het merk in relatie tot het specifieke deel van het publiek kan worden bewezen, kan de oppositie of de procesvoering slagen.

Op deze manier zijn de strikte criteria ‘onderscheidend karakter verwerven door gebruik’ (bij gebrek aan een onderscheidend kenmerk) en ‘werkelijk gebruik’ (bij beperkt gebruiksbewijs) te omzeilen door de bekendheid/status ‘algemeen bekend’ van het merk te bewijzen in de specifieke deelmarkt en de bekendheid onder het specifieke publiek.

De praktijk laat zien dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is, niet-traditionele merken (zoals 3D-, vorm-, geluids- en geurmerken) te beschermen via registratie. Uit jurisprudentie blijkt dat het onderscheidend karakter van niet-traditionele merken niet strikter wordt beoordeeld; maar gezien de perceptie van het publiek kan het lastiger zijn een onderscheidend karakter te bewijzen.

Deze voorbeelden hebben een complexe academische discussie versneld over niet-traditionele merken, wat heeft geresulteerd in hoge en vrijwel onbegrijpelijke criteria voor registratie. Het komt er eenvoudigweg op neer dat het onmogelijk is niet-traditionele merken te registreren, tenzij ze voldoen aan criteria voor onderscheidenheid, die in de praktijk onhaalbaar zijn. In overweging nemend dat Artikel 6bis van het Verdrag van Parijs vóór de criteria voor registratie en gebruik gaat, kan een beroep op Artikel 6bis van het Verdrag van Parijs een oplossing zijn wat betreft niet-traditionele merken. Als de bekendheid of status ‘algemeen bekend’ van een niet-traditioneel merk kan worden bewezen met bovenstaande criteria, is een succesvol beroep op Artikel 6bis mogelijk. Het zal interessant zijn om te zien of het EUIPO de ruime interpretatie handhaaft wat betreft de erkenning van niet-traditionele merken.

Conclusie

Anders dan de perceptie in continentaal Europa van registratie kan de status ‘algemeen bekend merk’ van onschatbare waarde zijn in zaken op tegenspraak. Uit EU-jurisprudentie blijkt dat de drempel om de status ‘algemeen bekend merk’ te verkrijgen niet zo hoog is als continentale ideologie wil doen geloven. In administratieve en gerechtelijke procedures kan Artikel 6bis van het Verdrag van Parijs dan ook een veel waardevoller instrument blijken voor rechthebbenden dan momenteel wordt aanvaard.

Top